Zowel het vertrekpunt als het doel van de verwetenschappelijking als instrumentalisering van de techniek is de menselijke drift om te leren.
Wetenschap laat techniek als middel verschijnen en maakt de kwaliteit van het menselijk bestaan en de mogelijkheden voor de ontwikkeling van de menselijke leercapaciteit tot doel.
Instrumentalisering houdt in dat het middel wordt losgemaakt van het doel en daarmee vrijgemaakt voor andere, nieuwe doelstellingen. Het stuurbesef treedt op als resultaat van instrumentalisering, want de vraag waarvoor een middel zal worden aangewend kan nu zinvol worden gedacht.
1. Eerst was wetenschap fysicocentrisch, individualistisch en atomistisch. Wetenschap definieerde zich als positivistisch en louter op de systematisering van de waarneming gericht.
2. Vervolgens werd wetenschap sociocentrisch en technologisch (universitaire gemeenschappen en methoden). Zij definieerde zichzelf als functionalistisch , maar zij bleef nog blind voor en ongestuurd, vanwege de dwaalsluier van de macht als willekeur, die ons oorlogen, milieuproblemen en nog een hele reeks andere sociale en politieke besturingsfouten / problemen heeft opgeleverd.
3/6. Tenslotte werd de wetenschap antropocentrisch, waarbij de ontwikkeling van de menselijke capaciteit de criteria levert voor zelfsturing (middel techniek; doel: mens). Mensen zijn de klanten der wetenschap, de wereld zal worden gemanaged en daarin speelt het model van de klant een fundamentele rol.
Dan verandert de technologische wetenschap in een communicatieve wetenschap. Wetenschap wordt dan ingebed in de nieuwe stabiliteitslaag van het communicatieve systeem. Waarbij de vraag naar de toepassing van de wetenschap niet meer los van de theorie behandeld zal worden. De vraag naar de toepassingen zal dan, als studie van ecologische, sociale en communicatieve gevolgen, binnen het perspectief van een kennistheorie worden getrokken, die, voor de bepaling van de sturingsgeldigheid van de wetenschap, het criterium van de ontwikkeling van menselijke capaciteit tot grondslag neemt.
Zie: taal - 3. betekenissturing.
|