1. Betekenisdrager / signifiant
moedertaal / la langue
Het leren van de moedertaal / omgangstaal betekent dat we een verzameling betekenisdragers leren gebruiken, dus verstaan, uitspreken en schrijven.
Het natuurlijke systeem van betekenisdragers beheersen we onbewust.
Onder la langue verstaat De Saussure een systeem of structuur van talige tekens die voor iedereen dezelfde betekenis hebben, terwijl parole bestaat uit alle concrete taaluitingen van individuele sprekers.
2. Betekenisgever / signifié
Betekenisinhoud stipulatieve (her)definitie / taalspelen / la parole
Een van de grondbeginselen van de tekenleer is dat een teken arbitrair is, dat er, anders gezegd, geen noodzakelijk logisch verband bestaat tussen de betekenisdrager en de betekenisinhoud.
Het uitgangspunt dat klankbeelden (signifiants) niet naar dingen in de wereld verwijzen maar naar concepten (signifiés) in ons brein, is cruciaal voor het structuralisme (Ferdinand de Saussure, 1857-1913).
3. Betekenissturing
de wetenschap stelt zich op als waardevrij (maar is ze dat ook?), gevolg: asemie, het ontbreken van betekenissturing. oplossing:
valorisatie
Een uitspraak als De universiteit is ziek is een ander soort uitspraak, een ander (taal)spel, dan de hiervoor genoemde onder Betekenisinhoud. De zender plaatst zich door die uitspraak in de positie van wetende (hij weet hoe de universiteit ervoor staat). De ontvanger wordt in de positie gebracht (gestuurd) waarin hij de uitspraak moet bevestigen of ontkennen, terwijl ook de referent zich moet kunnen herkennen in de uitspraak. Deze specificaties verdwijnen als men de uitspraken onder Betekenisinhoud beschouwt.
|