De beleefde toehoorders begrepen nu dat muziek gevaarlijk was. Maar zij tweeën, de moeder en Konrád, hadden geen oog meer voor dat gevaar. De Polonaise-Fantasie was niets dan een excuus voor het losbreken van krachten in de wereld die alles in beweging zetten en tot explosie brengen wat de menselijke orde zo zorgvuldig probeert te verbergen.
De muziek waar Konrád van hield, wilde geen vergetelheid bieden, maar beroerde de passie in mensen en het schuldbesef, opdat het leven in het hart en het bewustzijn van de mensen echter zou zijn. Zulke muziek is beangstigend, dacht hij, en hij begon zachtjes en koppig een wals te fluiten. In Wenen werden dat jaar overal de walsen gefloten van een modieuze componist, de jonge Strauss.

De generaal tot zijn vriend:
'Zo stond ik te wachten op het schot, ik wachtte tot jij de trekker zou overhalen en ik gedood zou worden door een kogel uit het wapen van mijn vriend. De situatie was perfect, er waren geen getuigen, de jager was ver weg, in het lagergelegen deel van het bos, met de honden, het was een situatie die precies klopte, iets uit het boekje, het zogenaamde "tragische ongeval" waar de kranten elk jaar over berichten.'