"Je mag gerust paardrijden" kan iemand zeggen. Het is mogelijk in de zin van sociaal toegestaan. "Maar ik kan niet paardrijden" zegt de ander. Dan is het dus niet mogelijk. Het scheppen van mogelijkheden wordt dus aangestuurd door zowel de individuele sturing van ons leren als via de sociale besturing van wetenschap, techniek en organisatie (er zijn op verschillende plaatsen in Nederland circusopleidingen op HBO-niveau). Om die twee vormen van sturing met elkaar te verbinden hebben we een derde systeem nodig, de communicatie. Het begrip werkelijkheid is dan ook drievoudig, de waarneming, het handelen en het spreken als menselijk verlangen en als sturingsbedoeling maken er deel van uit. Daarom is het begrip werkelijkheid een kennisconstructie die laat zien hoe mensen pas in de communicatie naar elkaar toegroeien. Want de werkelijkheid in de onderste laag van de waarneembare feitelijkheid is oneindig. Ieder mens neemt anders waar en de momenten verschillen ook nog eens. Als we honger hebben, angstig zijn of boos zien we telkens andere dingen. Dus de waarneembare wereld is oneindig divers. In de sociale definitie van de werkelijkheid is daar al in gesnoeid, de waarneembare feitelijkheid wordt gecombineerd met wat sociaal mogelijk is. Als we spreken van een sociale werkelijkheid, dan is dat een verzameling van mogelijkheden, verschillend van plaats en tijd. Pas op het logisch derde niveau van de communicatie komen die sociale mogelijkheden samen in één systeem. Dat mensen zich op verschillende plaatsen bevinden maakt dat de werkelijkheid er voor een ieder anders uitziet, maar het sociale werkelijkheidssyteem verandert daardoor niet. Er is dus een werkelijkheid in drie logische lagen boven elkaar, die van de waarneming, die van het handelen en die van de communicatie. Hier ligt dan ook de menselijke grondslag voor de stabiliteitslagen in de cultuur. Het is een kwestie van zelfkennis, horend bij het vraagstuk van de verwerking van informatie. De waarneembare werkelijkheden zijn individuele systemen, we zien, herkennen telkens dezelfde dingen en personen, ook de foute waarnemingen herhalen we. Het sociale systeem wordt daar overheen gebouwd om de individuele systemen te corrigeren en sociaal onderling te verbinden. In het communicatieve zelfsturingssysteem worden de sociale werkelijkheden vervolgens, via communicatie, cultureel compatibel gemaakt. Zo komt het dat mensen leren elkaar te begrijpen, al denken ze verschillend en al leven ze in heel andere situaties in de wereld. Als er mensen beweren dat er verschillende werkelijkheden zijn, dan betekent dat alleen maar dat ze het individuele perspectief niet los kunnen laten. De eigenheid van het individuele mag niet worden ontkend, maar we moeten wel leren te denken in meer dan één systeem. Sociaal leren denken is al een teken van beschaving, van wetenschappelijke specialisatie, van politieke belangstelling en van organisatie. Maar eigenlijk is het sociale denksysteem niet het eindpunt, maar eerder een tussenstadium. Het sociale systeem moet zelf aanhoudend worden gecorrigeerd, dus is de vraag waar die correctie vandaan komt. Daartoe wijs ik naar het communicatieve systeem, waar ook de letterkunde en filosofie en de kunst bij hoort. Want de communicatie heeft als grondslag niet wat sociaal mogelijk is, maar de vraag waar men het mee eens is en waar men zich als mens in herkent. Die vraag is per definitie altijd ruimer dan de sociale organisatie toelaat in het heden, terwijl de toekomst in de communicatie open blijft. |