De mythische werkelijkheid heeft een aantal logische kenmerken.
1. De waarneming valt met het denken samen, dit in tegenstelling tot de wetenschappelijke houding waarbij
de waarneming en het denken met elkaar in conflict kunnen zijn.
Hypothese en waarneming blijken bijv. niet met elkaar in overeenstemming te zijn.
2. De mytische werkelijkheid wordt als onveranderlijk gedacht. De doden leven nog, ze zijn aanwezig omdat ze nog worden gedacht.
3. De emotionele basis van de mytische werkelijkheid is gebaseerd op liefde en identificatie of op de verstoring hiervan.
Het onbewust doorgeven van kennis van generatie op generatie, zoals bijv. de moedertaal.

De heilige eik, het vaste oriëntatie punt voor de Germanen.
Je kon niet verdwalen, maar ook niet bijleren;alles was al bekend.

De overgang van mythisch denken naar rationaliteit en vervolgens naar recursiviteit in de
kennisleer is te vergelijken met iemand die eerst helemaal niet reist en dus met zijn kenniswortels
vastzit in thuis, in de eigen wereld en de eigen cultuur, die situatie correspondeert met een mythisch
denken. Er is dan geen verdwaling mogelijk. Het eigene is dan absoluut.